groepswonen/cohousingwonen
   Je woonplek is meer dan je woonst zelf. Hoe is de buurt of de wijk waar je woont? Hoe is je contact met de buren. Woon je in een toffe buurt, waar je gemakkelijk aangesproken wordt voor een praatje en waar wel een aantal mensen bereid zijn mekaar te helpen? Waar er woonerven zijn is informeel contact ook gemakkelijker, gewoon omdat er in de straat gespeeld en gewandeld wordt en de auto al eens wat verder staat dan voor de deur.

Meestal kies je je buren niet en bepalen een aantal ‘toevalstreffers’ een goede buurtsfeer.

Logisch dat mensen met behoefte aan meer sociaal ‘thuisgevoel’ dit niet aan het toeval overlaten en zoeken naar andere woonvormen. Ze willen meer samenhorigheid ervaren en zijn bereid de uitdaging aan te gaan iets meer experimenteren. Dat kan heel boeiend worden, maar vraagt ook engagement. Meestal is idealisme en behoefte aan meer sociale betrokkenheid de motivatie, maar ook economische, puur praktische en ecologische.

Er is veel geëxperimenteerd in de jaren ’60 in communes. Dat was voor velen dan weer te verregaand, maar ik denk dat we er veel lessen uit hebben kunnen trekken.

In de jaren '70 waren er meerderen in Nederland die iets meer gemeenschappelijkheid zochten zonder commune-vorm. Zo ontstond de idee van 'centraal wonen'. Dat houdt in dat men wil wonen in een formule waarin men met meerdere gezinnen een aantal zaken deelt, maar met toch veel aandacht voor de privacy voor gezin en individu. Men leeft in aparte woningen, maar een aantal functies zijn wel gemeenschappelijk. Alleen al een gezamenlijk wasserette geeft aanleiding tot informele gesprekjes. Men kan ook de privétuinen beperkt houden ten voordele van gezamenlijk gebruikte buitenruimte. Dan hoeft bijvoorbeeld niet in iedere tuin een aparte schommel. Men kan ook enkele extra logeerkamers of een studeerkamer voorzien, die volgens afspraak worden benut of een kinderopvangruimte of een 'buurtlokaaltje'. Een grote verscheidenheid van leeftijden en daarnaast gelijkheid voor iedereen wordt erg nagestreefd.

In navolging van Deense 'cohousing'-projecten zijn er o.a. in België analoge initiatieven, waarbij meestal ook geopteerd wordt voor een gezamenlijke kook -en eetruimte, wat toch al een verdergaand engagement vraagt. Om dit alles betaalbaar te maken zijn dan de woningen in verhouding kleiner.

Er zijn vele wensen en idealen , die aan de basis liggen van de keuze om meer zaken op één of andere manier te delen met je toekomstige buren:

1) ecologisch bouwen:

Ecologische voordelen kunnen gehaald worden uit gezamenlijke oplossingen voor verwarming en elektriciteit enzovoort en compact bouwen.

2) economisch bouwen:

Economische voordelen kunnen gehaald worden uit het feit dat men gunstiger aannemingsprijzen en materiaalaankopen kan verwachten tegenover bij individuëel bouwen of verbouwen. Dikwijls denken echter geïnteresseerden vooral op deze manier goedkoper te kunnen bouwen terwijl dat niet sowieso is. De grootte van uw woning blijft daarin van belang. De mogelijk gemeenschappelijke voorzieningen zijn extra ten opzichte van je eigen woonst ! Daarom worden meestal de privé-woningen kleiner voorzien, bv 15 % kleiner om dat te investeren in de gemeenschappelijke delen. Anders is het gewoon niet haalbaar.
Meestal worden trouwens bouwgronden als maar duurder . Verkavelingen worden ten oprechte meestal voorzien voor eengezinswoningen. Bovendien zijn bij open en halfopen bebouwingen gabaritten opgelegd waardoor men verplicht is een bepaald minimum volume te bouwen .Dit is meestal te groot voor ouderlingen of éénoudergezinnen. Een gemeenschapsproject kan daar wel een antwoord op geven.
De wooneenheden kunnen goedkoper dan gebruikelijk omdat ze kleiner zijn, maar er moeten middelen gevonden worden om de extra voorzieningen te kunnen realiseren. Creativiteit is hierin altijd een belangrijke sleutel. Zo hebben de bewoners van het appartementsgebouw ' die Waldspiral' van Hundertwasser in Darmstadt een cafeetje, die afzonderlijk functioneert maar op bepaalde momenten te beschikking is voor de bewoners. Dit laatste illustreert ook de mogelijkheid functies te mengen.

3) zuiniger en ecologischer leven
Men kan zuiniger leven door vb een gezamenlijke wasruimte te voorzien. Men kan ook aan het gezamenlijk aankopen denken van een auto of afspraken maken voor gezamenlijke aankopen. Velen willen hiermee hun ecologische voetafdruk verminderen. Sommigen  proberen door deze  formule 'selfsupporting'  te  zijn.

4) woningtypes :

In een dergelijk project is het de bedoeling dat zowel grote gezinnen als alleenstaanden en alleenstaande ouders vertegenwoordigd zijn, zowel jonge gezinnen als bejaarden. Juist diegenen die op de markt geen bevredigend antwoord vinden op hun wensen, kunnen in zo een initiatief terecht.
Alleenstaande ouders, wiens kinderen sporadisch inwonen, hoeven in zulke formule niet sowieso een groter privé-woning te bouwen. Ze kunnen hun basiswoning klein houden mits er een aantal extra ‘logeeruimten‘ voorzien worden in het project, waarvoor dan wel een beurtrol moet uitgewerkt. Het kan bv een kleine studio zijn die eventueel ook ooit door een jong gezin wordt bewoond. Flexibiliteit van functies is een belangrijke sleutel.

5) vermenging wonen, werken, vrije tijd.

In zo een project kunnen ruimten voorzien worden ofwel ombouwbaar naar ofwel specifiek voor praktijkruimten of hobbyruimten. Doordat ze afzonderlijke ruimten zijn, losgekoppeld van een specifiek woning, geeft dit extra flexibiliteit. Iemand kan gemakkelijker zijn praktijk stoppen. Hij of de groep kan dan de ruimte gemakkelijker doorgeven of verhuren aan iemand anders. Dat geldt nog meer voor hobbyruimten.Ook in de tuin kan men moestuinen los koppelen van een specifieke woning zodat die ook kunnen doorgegeven worden zoals bij volkstuintjes, indien iemand het eens voor een jaartje bekeken heeft om te tuinieren.

6) extra luxe.

Een iets andere invalshoek is dat sommigen hopen in zo een project extra luxe te realiseren op een meer haalbare manier, door het voorzien van bv een gemeenschappelijk zwembad of sauna .

7) sociale verwevenheid:

Het is bijvoorbeeld veel toffer voor ouderlingen zich thuis te kunnen voelen in zo een gemeenschap dan zich meer te isoleren ten opzichte van het gewone leven in een serviceflat. Ouders met kinderen vinden misschien zo gemakkelijker medebuurtbewoners die op de kinderen willen letten ,enzovoort.

8) sociaal : mate van gemeenschappelijkheid.

Men kan kiezen voor weinig gemeenschappelijkheid en bijvoorbeeld gewoon privé-woningen bouwen met alleen een gedeeltelijk gezamenlijke tuin. Men kan ook kiezen voor een verregaande vorm van samenwonen, waarbij ook samen gegeten wordt. Het dient gezegd dat in deze formule iedereen nog steeds thuis in gezinsverband kan eten, maar alleen al omwille van de investeringskost, de initiële doelstelling en de praktische regeling dat men dagelijks moet weten voor hoeveel mensen er dient gekookt, is in die formule de bedoeling dat het thuis eten te beperken.Daartussen zijn allerlei varianten te bedenken.

9) sociaal : gemeenschappelijke doelstellingen

Er zijn in de geschiedenis veel initiatieven geweest ,waarbij mensen met eenzelfde levenshouding een vorm van gemeenschappelijk wonen uitwerkten. Op grotere schaal kennen we de kloosters. Groepen als de Quakers in Amerika vormen ook een gemeenschap in de eerste plaats vanuit hun gezamenlijke levenshouding en geloof. In de 19-de en 20 ste-eeuw waren er ook een aantal utopisten. In functie van mijn eindejaarstesis heb ik dergelijke initiatieven bestudeerd. Een opmerkelijke figuur was de schrijver Frederik van Eeden. Hij heeft zijn ‘anarchistische’ idealen  gestalte willen geven in kolonie Walden, waar vrijheid voorop stond. Het is na 10 jaar opgehouden te bestaan door te weinig afspraken. Dat was vanuit zijn visie ook juist de bedoeling, maar velen hebben daarvan geprofiteerd.
Een juist inschatting van idealen is dus wel op zijn plaats.
Er zijn ook nu mensen met een uitgesproken sociale of spirituele instelling die willen samen wonen.

10)sociaal : Het  is  gewoon zoveel gezelliger.

11) sociaal : de nieuwe tijdsgeest

Zeker niet onbelangrijk is dat men momenteel beseft dat er dringend in de maatschappij zaken moeten veranderen. De beste manier is te beginnen met jezelf. Aansluitend daarmee is de roep er om te zoeken naar meer bevredigende communiteiten, waar men hopelijk eenvoudiger en minder stressvol kan leven en zich spiritueel wil oefenen door intensere omgang met de omwonenden. Een groep in Italië( Damanhur) legt het accent op het spiritueel groeiproces en aanvaardt enkel mensen die bereid zijn aan zichzelf  te werken. Om in de stad Auroville in India te mogen wonen is het belangrijk om het besef te delen van de eenheid van mensheid ( en natuur) en zich ook mee in te zetten om dat nog meer te realiseren. Het eens zijn over een aantal fundamentele waarden op social en eologisch gebied is  m.i. een belangrijk voorwaarde voor het succes van een dergelijk project.

Hoe komt zo een project uit de grond?

Meestal nemen enkele mensen het initiatief en zoeken ‘geestesgenoten’. Eens een voldoende grote groep gevormd, volgen er veel vergaderingen om elkaar te leren kennen en om het project vorm te geven. Op een bepaald moment wordt er gezocht naar terrein of om te bouwen gebouw. Dat laatste is niet evident. Wonen in een kasteel of oud internaat doet bijvoorbeeld iedereen dromen, maar wie gaat in de mooiste kamers wonen, wie op de zolderkamers. Daarom is nieuwbouw het meest geschikt. Ervaring leert dat het een lange weg kan zijn vooraleer men een groep heeft opgebouwd, die dan ook nog in eenzelfde streek willen wonen. Omdat ieder zijn eigen invullingen heeft, is het belangrijk om goed af te tasten wat ieder van de beginnende groep verwacht en moeten er heel goede afspraken gemaakt. Het is duidelijk dat het voor ieder afzonderlijk belangrijk is zijn eigen krijtlijnen te kunnen trekken tussen privé en gemeenschappelijkheid. Wat de ene al te vergaand vindt is voor de andere niet gemeenschappelijk genoeg. Welke zaken willen de anderen gemeenschappelijk? Kan je je daarin vinden? Hoe meer zaken men gemeenschappelijk wil, hoe bepalender het wordt.
Als men zoals in co-housing overweegt om de maaltijden in gemeenschap te regelen, roept dat direct de vraag op of ieder wel voor een grote groep kan of wil koken en voor welke voeding men samen kiest. Hoe lost men die regeling op als er mensen met bepaalde voedselallergieën in de groep zijn? Kortom, dan zijn er over heel wat zaken consensus te vinden en nadien heel goede afspraken.

Een initiatief durft wel eens te stranden. Soms zijn de doelstellingen te hoog gegrepen. Soms is de groepsgeest niet ideaal. Soms is er teveel in –en uitstroom bij de beginnende groep. De ervaring leert inderdaad dat er in het begin verschuivingen zijn in de groep. De beeldvorming van waar men naar toe wil groeit via vergaderingen Het is belangrijk gemaakte afspraken vast te leggen,want het is nefast als nieuwkomers vooraf aangegane afspraken terug op de helling zetten.

Sommige praktische zaken dienen opgelost zoals het vinden van een beschikte grond. Dat is niet altijd gemakkelijk of blokkeert de zaak. In die fase stellen zich ook specifieke problemen. Een kleine initiatief groep moet bijvoorbeeld de aankoop van een grote bouwterrein of gebouw vòòrfinancieren, wat ook niet zo evident is.

Met een notaris wordt de nodige juridische structuur uitgewerkt, en op een bepaald moment wordt dan ook in samenspraak en met de architect een plan uitgewerkt .

Na heel de bouwfase kan men inderdaad verhuizen.

Wonen in zo een project vraagt duidelijke afspraken, best bij aanvang.
Bij initiatieven waar men opteert voor grote gemeenschappelijkheid, is het belangrijk de nodige emotionele intelligentie aan de dag te leggen en vermogen tot empathie en goede communicatievaardigheden. Eigenlijk zou ieder zich best bekwamen via communicatietrainingen zoals NLP ( neuro-linguistic-programming), want sowieso is er in de groep een verscheidenheid aan levensbeschouwingen, politieke strekkingen en karakters.

Er zijn ook scenario’s waar vooraf aan gedacht moet worden: namelijk maatregelen wanneer iemand om welke reden dan ook verhuist. Meestal zijn de anderen financiëel niet in de mogelijkheid die woning en aandeel in te kopen. Er moet dan iemand anders gezocht. De verlater moet financiëel instaan voor de vervanging, maar voor de groep is het belangrijk wie in de plaats komt. In een project,waar maar een kleine mate van gemeenschappelijkheid is beoogt, is dit minder belangrijk. en meestal is er al wel een wachtlijst  van geïnteresseerden. 

Het zal voor ieder die zo wenst te wonen een bewust aftasten blijven waar het evenwicht gevonden wordt tussen ideaal ( dat toch al voor ieder anders is) en haalbaarheid. De extra zorg en inzet met vele vergaderingen is niet te vermijden, maar het hoeft mogelijke geïnteresseerden niet ontmoedigen, want de voldoening nadien is groot.

Ik meen dat het het meest haalbaar is om relatief kleinere projecten op te starten met in het begin ook weinig gemeenschappelijke voorzieningen, maar met groeimogelijkheden, naargelang de behoefte en de financiële mogelijkheden en op die manier eerder mogelijkheden open te houden dan alles te veel te forceren. Tegenargument is dan weer: ‘Uitstel is afstel’. In enkele projecten in het buitenland bleek dat zo. Een groep moet de keuze dus maken, meestal op basis van de financiële mogelijkheden.

Men kan al met 2 gezinnen iets boeiends uitwerken. Veel kan zonder veel poe-ha. Zo hebben we een appartementsgebouw ontwikkelt waar 1 extra ruimte ter beschikking staat als tijdelijke logeerkamer voor alle appartementen.
’Co-housing’-projecten mikken daarentegen op een 25-30 gezinnen. Daardoor is de armslag groter voor de financiering van meer gemeenschappelijke ruimten. Men voorziet het ook als buffer bij eventuele spanningen tussen enkele bewoners.
‘Centraal wonen’ kan met enkele woningen of op veel grotere schaal, waar dan woningen wel in kleinere clusters ,dus subgroepen, kunnen worden gegroepeerd.

De toekomst zal uitwijzen welke formules het meeste succes hebben. Daarvoor is het fijn dat er een grotere verscheidenheid komt aan dergelijke woonvormen.

Etienne Hoeckx